Machteloosheid

Machteloosheid… Het klinkt zwaarmoedig voor een column die enthousiast zou moeten klinken en doorspekt zou moeten zijn van het mooie en leuke werk op de afdeling. Over de bewoners die ‘Dankjewel’ zeggen nadat ik ze verzorgd heb. Van de mensen die zeggen: ´O, wat ziet dat er lekker uit!’, als ik ze een bord met warme prak voorschotel uit de keuken. Van de aardige mevrouw die informeert hoe het met mij gaat. Over de grappige bewoner die als antwoord op mijn vraag of hij uitgeslapen is, zegt: ‘Maar ik ga mijn bed niet verkopen!’ Van de bewoner die me bedankt nadat ik  z’n gehoorapparaten (die hij gekscherend ‘oorijzers’ noemt) in heb gedaan. Gelukkig zijn er voorbeelden genoeg waar ik superblij en enthousiast van word!  

Maar toch is er ook een andere kant. En die kant mag ook eerlijk belicht worden. Er zijn momenten dat ik me niet enthousiast voel. Dat het me energie kost of vooral: dat ik me machteloos voel. Daar zijn ook zeker voorbeelden van te noemen. Neem meneer A. Ik stop hem fijn in tijdens mijn avonddienst en even later belt hij op dat hij toch niet lekker ligt. Om dan vriendelijk te zeggen: ‘Zal ik u op de andere kant draaien?’ Of mevrouw B, die continu hetzelfde zegt en dat is niet te doorbreken. Meneer C kan erg morsen met zijn eten, terwijl hij net schone kleren aan heeft gekregen. Bewoner D wil graag iets zeggen, maar ze is erg moeilijk te verstaan. Mevrouw E lijdt erg veel pijn tijdens het verzorgen van haar wonden. En dan te weten en te zien dat een wasbeurt haar enorm veel energie kost, maar dat het wel noodzakelijk is. Meneer F krijgt medicijnen, maar hij vraagt: ‘Waar is dit allemaal voor nodig?’

Op zulke momenten zie je de bewoners in hun kwetsbaarheid en zwakheid.  En voel ik me soms machteloos. Machteloos omdat ik het lijden zelf niet weg kan nemen. Lijden in de vorm van een onherstelbare ziekte, lijden aan de ongemakken van de ouderdom. Lijden doordat men zich niet kan bewegen. Lijden door pijn. En nee, genezen of beter worden lukt vaak niet meer. Ik kan het lijden verlichten en ik kan troosten. Al lijkt het zorgen op dat vlak maar een druppel op een gloeiende plaat. Al lijkt mijn input zo klein. Dan maar niks doen? Lamgeslagen toekijken naar het leed van een ander? Nee! Zeker niet! Ik heb toch beloofd, bij het behalen van mijn diploma, het beroep op een betrouwbare en verantwoorde manier uit te voeren? Dit lijkt tegenstrijdig. Ik moet doen wat ik kan doen, maar in de wetenschap dat het niet altijd probleemoplossend is en dat het wel helpend is voor dit moment, voor op de korte termijn.
Een van de definities van zorgen is: moeite doen om iets of iemand in een goede toestand te brengen of te houden. En daar gaat het om! En dat geeft mij hoop en het stemt me al snel weer opgewekt! Dan ben ik niet machteloos en kan ik mijn werk met vreugde doen, mét onderstaand gebed, ‘A Nurses Prayer’:

Give to my heart, oh Lord
Compassion and understanding.
Give to my hands skill and tenderness
Give to my ears the ability to listen
Give to my lips words of comfort
Give to me, Lord, Strength for this selfless service
and enable me to me to give hope
To those I am called to serve.
Amen.

365